OPERA VERKOOPT KOSTUUMS
AANPAK
* plm 70-80 woorden. Vermeld het aantal woorden onder de
tekst. j’ai = 1 woord
* Maak eerst een klad.
* Je mag een papieren woordenboek
gebruiken, geen computer of telefoon.
* Schrijf
nu je tekst in het net. Sla een regel over zodat de docent commentaar ertussen
kan schrijven.
* Je
krijgt je nagekeken tekst terug met een cijfer. Verbeter en
lever nog een keer in. Je kunt er 1 punt bij krijgen. Had je een onvoldoende,
dan kun je alsnog een 6 halen.
CIJFER
Dit levert een goed cijfer op:
* houd je zinnen kort en simpel:
onderwerp - alle ww – rest
* tijds- en plaatsbepalingen helemaal
voor- of achteraan, maar
* tijdbepalingen van één woord
(toujours, souvent, déjà) na het eerste werkwoord
Dit
levert een slecht cijfer op:
* onbegrijpelijk
/ onlogisch verhaal > 4 / 5
* gaat
niet over onderwerp > max.5
* te
weinig woorden > max.5
* veel
herhaling / opsomming > max.6
* aantal
woorden niet vermeld > 2 ft
* 3 ft een punt (0,5 extra bij cijfer voor goed verhaal)
VOCABULAIRE
Gebruik de
woordenlijst van hoofdstuk 3.
H1: les vacances
in de klas
- Gebruik voor deze oefening de phrases clé van
dit hoofdstuk.
- Vertel waar je geweest bent.
en France - au
Portugal - aux États-Unis - à Paris - en colo
- wanneer ? (van 1 augustus tot 15 augustus /
drie weken lang / ............)
du 1er au 15
août / pendant trois semaines = die weken (lang) / (pendant) la première semaine = de eerste week
- Vertel hoe je gegaan bent.
en voiture / en avion (Maak een zin.)
- Vertel met wie je was.
- Vertel waar je gelogeerd hebt.
dans une maison de vacances - dans un bungalow - dans un camping
- Vertel 2 dingen die je gedaan hebt. (Gebruik de passé composé.)
faire
de la voile = zeilen / nager = zwemmen / bronzer = bruin bakken / faire
de l'escalade = bergbeklimmen / lire = lezen / aller voir ma famille =
mijn familie opzoeken / visiter un monument = een monument bezoeken
- Vertel wat voor weer het was. (Gebruik de passé composé.)
Il a fait beau, mauvais, chaud / il a plu
huiswerk
- Vul je tekst aan. Vertaal geen Nederlandse
zinnen en gebruik geen vertaalmachines. Houd je zinnen kort en simpel: 5 à 7
woorden per zin. Een handige site met vocabulaire per onderwerp is http://desmadeleines.blogspot.nl/
- Zet bovenaan je voornaam, achternaam, klas.
- Vermeld onderaan het aantal woorden (60-80).
- Print je tekst uit (regelafstand 2) of
schrijf hem heel netjes over (sla een regel over!) en lever hem in. Bewaar hem
zelf goed. Je krijgt hier nog een spreektoets over.
spreken
Bij het spreken kun je de volgende
zinnen gebruiken:
Tu as passé de
bonnes vacances?
Tu es allé(e)
où?
Tu as fait du
camping?
Tu es resté
longtemps?
Tu es allé
avec qui?
Comment es-tu
allé?
Qu'est-ce que
tu as fait?
Il a fait beau?
/ Il a plu?
hoofdstuk 2: Qu'est-ce que tu manges?
in de klas
- Gebruik voor deze oefening de phrases clé van
dit hoofdstuk.
- Wat is je lievelingsgerecht? Noem ook 2 ingredienten.
J'aime manger du
/ de la / de l'/ des... of J'aime le / la / l'/ les... / Mon
plat préféré est... la soupe = de soep, la pizza, la quiche, la sauce,
les plats italiens (Italiaans eten), les plats idonésiens, les plats
chinois, les pommes frites (v), les escargots = de slakken, le riz = de
rijst, le lasagne, le spaghetti, le macaroni, les pâtes = de pasta. Dans le sushi il y a... = In sushi zit...
- Wat is je lievelingsrestaurant?
Mon restaurant préféré c'est un restaurant espagnol, parce que j'adore la paella.
-Wat is je lievelingstoetje?
Mon dessert préféré c'est la crême brûlée.
- Vertel wat je niet graag eet.
Je déteste
manger du / de la / de l'/ des... of Je déteste le / la /
l'/ les...l’artichaut (artisjok, m), la courgette, l'aubergine (v),
le chou (kool), le chou rouge (rode kool), le chou frisé (boerenkool), la
choucroute = de zuurkool; la chicorée (andijvie), la laitue (kropsla), les épinards (spinazie), les choux de Bruxelles = spruitjes, m, les
endives = lof, les haricots = sperciebonen m, les petit pois = erwtjes m, les
champignons (m)
- Wat is een specialiteit uit Nederland? Noem ook 2 ingredienten. Vind je het lekker?
Une spécialité hollandaise est le "hutspot". Dans le "hutspot" il y a... C'est bon = lekker, gras = vet, délicieux = heerlijk, dégoûtant = vies
- Wat eet en drink je bij het ontbijt? (gebruik: du / de la / de l'/ des)
Au petit
déjeuner je mange...je bois.../ le pain = het brood, la tartine = de
boterham, la biscotte = de cracker / beschuit, le pain d'épices = ontbijtkoek,
les céréales = muesli / cornflakes, l´œuf (m) = het ei, les oeufs
<eu> = eieren, le fromage = de kaas, le lait = de melk, le yaourt = de
joghurt, le beurre = de boter, le fromage blanc = de kwark,au sucre (met suiker),au lait (met melk), au
fromage (met kaas),au jambon (met ham),à la charcuterie (met
vleeswaren),aux grains de chocolat = met hagelslag, au beurre de
chocolat / au choco / à la Nutella = met chocopasta, au beurre de
cacahuètes = met pindakaas, aux céréales = met muesli
- Eet je veel of weinig fruit? Van welk fruit
houd je (niet)?
les fruits = het
fruit, la pomme = de appel, l´orange (v) = de sinaasappel, le raisin (de
druif, de druiven), le melon (meloen), le citron, la pomme (appel), les poires (peren, v), les fraises (aardbeien, v),
les bananes (v), les cerises (kersen, v), les pêches (perziken, v), les oranges
(sinaasappels, v), les pastèques (watermeloenen, v), les figues (vijgen, v),
les prunes (pruimen, v), les abricots (abrikozen, m)
huiswerk
- Vul je tekst aan. Vertaal geen Nederlandse
zinnen en gebruik geen vertaalmachines. Houd je zinnen kort en simpel: 5 à 7
woorden per zin. Een handige site met vocabulaire per onderwerp is http://desmadeleines.blogspot.nl/
- Zet bovenaan je voornaam, achternaam, klas.
- Vermeld onderaan het aantal woorden (60-80).
- Print je tekst uit (regelafstand 2) of
schrijf hem heel netjes over (sla een regel over!) en lever hem in. Bewaar hem
zelf goed. Je krijgt hier nog een spreektoets over.
Bij het spreken kun je de volgende zinnen gebruiken:
Quel est ton
plat préféré?
Quel est ton restaurant préféré?
Quel est ton dessert préféré?
Qu'est-ce que
tu n'aimes pas?
Tu connais une spécialité hollandaise?
Qu'est-ce que
tu manges au petit-déjeuner? Qu'est-ce que
tu bois?
Tu manges
beaucoup de fruits?
hoofdstuk 3
Vertel iets over: Wat kijk je graag op tv? Wat niet?
- Vermeld het aantal woorden. ( 60-80 woorden)
- Sla steeds een regel over of zet je regelafstand op 2.
hoofdstuk 5: Schrijf een briefje waarin je iemand
uitnodigt (verjaardag / film / …).
- aanhef: Cher Koen,… / Chère Anouk,…
- zin om mee te gaan naar film / theater / ...? / Kom je op m’n feest? Let op: nodig hem / haar uit voor één evenement. Zorg dat het bij je leeftijd past.
- geef wat details / vertel waarom die film / dat toneelstuk / dat feestje zo
leuk is
- Stel datum en tijd en ontmoetingsplek voor
-
sluit af: Salut, (naam)
- Vermeld het aantal woorden. ( 60-80 woorden)
- Sla steeds een regel over of zet je regelafstand op 2.
hoofdstuk 4: Je hebt een uitnodiging gekregen
waar je absoluut geen zin in hebt, maar waar je slecht onder uit kunt. Schrijf
een briefje, waarin je vertelt dat je de uitnodiging niet aan kan nemen. Geef
een medische reden.
- aanhef: Cher Koen,… / Chère Anouk,…
- bedank voor de uitnodiging
- ik houd erg van feest / film / theater, maar...
- kan niet, want …
- sluit af : Salut, (naam)
- Vermeld het aantal woorden. ( 60-80 woorden)
- Sla steeds een regel over of zet je regelafstand op 2.